Nederlands

 
colablik
Uitspraak
Woordafbreking
  • co·la·blik
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord colablik colablikken
verkleinwoord colablikje colablikjes

Zelfstandig naamwoord

het colabliko

  1. van aluminium verpakking voor cola
     Een café in Utrecht heeft een diabetespatiënt gediscrimineerd door hem de toegang te weigeren. Dat oordeelt het College voor de Rechten van de Mens. De man, die een colablikje bij zich had, had gewoon toegelaten moeten worden.[1]
     We stopten de naalden in een leeg colablikje, dat we vervolgens in elkaar deukten.[2]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Utrechts café had diabetes-klant met eigen colaatje moeten toelaten” (10 juli 2018), NOS
  2.   Weblink bron
    Tyler Hamilton geciteerd door Daniel Coyle
    “Hamilton en zijn verhaal” (16 november 2012)