coelacant
  • coe·la·cant
  • uit het Latijn [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord coelacant coelacanten
verkleinwoord

de coelacantm

  1. (kwastvinnigen) benaming voor vissen uit de orde Latimerioidei  
     "Dit moet de enige plek op aarde zijn waar op het land het oudste (neushoorn) en het grootste (olifant) zoogdier een ecosysteem delen met 's werelds oudste vis (coelacant) en 's werelds grootste zeezoogdier (walvis)." In de reportage lees je alles over dit park.[2]
  1. coelacant op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “Inspirerende uitspraken van Nelson Mandela” (02 jul. 2016), De Telegraaf