coca-cola
- co·ca-co·la
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘koolzuurhoudende frisdrank’ voor het eerst aangetroffen in 1914 [1]
- samenstelling van coca en cola [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | coca-cola | coca-cola's |
verkleinwoord | coca-colaatje | coca-colaatjes |
- (drinken) koolzuurhoudende donkerbruine frisdrank (embleem van de Amerikaanse droom), ook geschikt om vastgeroeste moeren los te krijgen
- Het woord 'coca-cola' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "coca-cola" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ coca-cola op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).