Nederlands

 
1. Binnengeleider, 2. isolatiemateriaal, 3. buitengeleider, 4. mantel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • co·ax
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord coax coaxen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de coaxm

  1. verkorting van coaxkabel een kabel met twee electrische geleiders, één in het midden en de tweede als een koker daarom heen
    • Zij nemen alle coax-abonnees over. En bieden vervolgens een glasvezelpakket aan dat nog goedkoper is dan het coax-pakket. [1] 
    • CBizz levert voor particulieren een 3 in 1 pakket met 50/5Mbps internetsnelheid, 68 digitale tv-zenders en twee telefonielijnen met twee nummers, voor 37,50 per maand in het eerste jaar. Daarna gaat de prijs omhoog naar 44,95 per maand. Coax-klanten kunnen zodra ze dat willen gratis overstappen van coax naar glasvezel. [2] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

75 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen