• cir·cu·lai·re
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘rondschrijven’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1812 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord circulaire circulaires
verkleinwoord

de circulairev / m

  1. een informerende brief die aan een aantal instellingen rondgestuurd wordt

circulaire

  1. verbogen vorm van de stellende trap van circulair
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]