cinematograaf
- ci·ne·ma·to·graaf
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘filmtoestel’ voor het eerst aangetroffen in 1908 [1]
- Afgeleid van het Griekse 'kinèma' (beweging) met het achtervoegsel -graaf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cinematograaf | cinematografen |
verkleinwoord | - | - |
de cinematograaf m
- voorloper van de filmprojector
1. voorloper van de filmprojector
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord cinematograaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.