Een ciborie in de Kluizenarij Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin  
  • ci·bo·rie
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kelk ter bewaring van hostie’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ciborie cibories
ciboriën
verkleinwoord - -

de ciboriev [3]

  1. (religie) kelk met deksel, in de RK-eredienst, waarin de geconsacreerde hosties worden bewaard
16 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[4]