chiasma
- chi·as·ma
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chiasma | chiasma's |
verkleinwoord |
het chiasma o
- kruising, kruispunt
- (anatomie) chiasma opticum: vezelkruising van de oogzenuw
- (biologie) kruising van chromosomen waardoor crossing-over ontstaat
- (letterkunde) stijlfiguur die bestaat uit een herhaling met een omkering
- [4] chiasme
- Het woord 'chiasma' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chiasma" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
37 % | van de Vlamingen.[2] |
- [3] chiasma (genetica)
- [4] chiasme
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be