Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • check·te uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitchecken

checkte (…) uit

  1. enkelvoud verleden tijd van uitchecken
    • Ik checkte uit. 
    • Jij checkte uit. 
    • Hij, zij, het checkte uit. 

Gangbaarheid