chaperon
- cha·pe·ron
- Leenwoord uit het Frans, waar het oorspronkelijk "hoofddeksel" betekende. In deze laatste betekenis in het Nederlands overgenomen als kaproen.[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | chaperon | chaperons |
verkleinwoord | chaperonnetje | chaperonnetjes |
de chaperon m
- (maatschappij) beschermende begeleider of begeleidster van een jonge dame
- Hij ging mee als chaperon.
- ▸ Voor de zakenvrouw die tussen de bedrijven door geen tijd heeft om ook nog eens een interessante man te ontmoeten die haar begeleidt naar zakendineetjes, is er nu een oplossing. Zij kan voor tweehonderdvijftig gulden per uur een chaperon huren.[2]
- Het woord chaperon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "chaperon" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ chaperon op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 20 januari 2017 Marlies Kieft“Man per uur te huur” (17 oktober 1998), Trouw
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
chaperon | chaperons |
chaperon
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
chaperon | le chaperon | chaperons | les chaperons |
chaperon m