• cha·pe·ron
  • Leenwoord uit het Frans, waar het oorspronkelijk "hoofddeksel" betekende. In deze laatste betekenis in het Nederlands overgenomen als kaproen.[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord chaperon chaperons
verkleinwoord chaperonnetje chaperonnetjes

de chaperonm

  1. (maatschappij) beschermende begeleider of begeleidster van een jonge dame
    • Hij ging mee als chaperon. 
     Voor de zakenvrouw die tussen de bedrijven door geen tijd heeft om ook nog eens een interessante man te ontmoeten die haar begeleidt naar zakendineetjes, is er nu een oplossing. Zij kan voor tweehonderdvijftig gulden per uur een chaperon huren.[2]
88 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[3]
  1. chaperon op website: Etymologiebank.nl
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 20 januari 2017
    Marlies Kieft
    “Man per uur te huur” (17 oktober 1998), Trouw
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
chaperon chaperons

chaperon

  1. (maatschappij) chaperon, chaperonne, begeleider, begeleidster


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  chaperon     le chaperon     chaperons     les chaperons  

chaperon m

  1. (maatschappij) chaperon, chaperonne, begeleider, begeleidster
  2. valkenkap
  3. (hoofddeksel) kaproen, muts [1]