cetera
- ce·te·ra
- [A] alleen meervoud, van Latijn cetera
- [B] van Corsicaans cetera
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | cetera |
verkleinwoord | - | - |
[A] de cetera mv
- de overige dingen, het overige
- Behalve logement, tafel en cetera, zal het honorarium van ƒ 200 tot ƒ 400 zijn. [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cetera | cetera's |
verkleinwoord | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als vrouwelijk zelfstandig naamwoord.
[B] de cetera v
- (muziekinstrument) Corsicaans snaarinstrument
- Dankzij onderzoek en restauratie door muzikanten, werden traditionele instrumenten herontdekt, zoals de 'cetera' (een mandoline met zestien snaren die niet meer werd gebruikt sinds de jaren dertig), (…) [2]
- Het woord cetera staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Nieuwveen, J."Onderwijs en opvoeding" (advertenntie) in: Opregte Haarlemsche Courant nr. 179 (31 juli 1850); p. 3 kol. 3; geraadpleegd 2016-10-28
- ↑ Bosquès, N. (B. Muller, vert.)De groene gids. Corsica (2005) Lannoo, Tielt; ISBN 9789020959406; p. 92; geraadpleegd 2016-10-28
cētera
- nominatief vrouwelijk enkelvoud van cēterus
- vocatief vrouwelijk enkelvoud van cēterus
- nominatief onzijdig meervoud van cēterus
- vocatief onzijdig meervoud van cēterus
- accusatief onzijdig meervoud van cēterus
cēterā
- ablatief vrouwelijk enkelvoud van cēterus