celstraf
- cel·straf
- samenstelling van cel en straf [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | celstraf | celstraffen |
verkleinwoord | - | - |
- gevangenisstraf (die in een cel moet worden doorgebracht)
- Vier mannen kregen zes tot twee maanden celstraf waarvan een deel voorwaardelijk. In de praktijk gaan de vier tot één maand de cel in. Een vijfde man kreeg een taakstraf van 100 uur. Daarnaast moeten twee verdachten schade vergoeden aan politieagenten, die de bewuste avond gewond raakten.[2]
- Het woord celstraf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "celstraf" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC 13 juni 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be