• cau·daal
  • afgeleid van het Latijnse 'cauda' (staart) met het achtervoegsel -aal

caudaal

  1. (diergeneeskunde) (medisch) met betrekking tot het (staart) uiteinde, ook gebruikt voor het onderste deel van ruggemerg
27 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be