• IPA: /kawˈðal/
enkelvoud meervoud
caudal caudales

caudal m

  1. debiet
  2. vermogen, bezit
  • hacer caudal de algo/alguien
iets/iemand hoog inschatten (letterlijk: een vermogen van iets/iemand maken)
  • afgeleid van het Latijnse 'cauda' (staart) met het achtervoegsel -al
  enkelvoud meervoud
mannelijk caudal caudales
vrouwelijk caudal caudales

caudal

  1. caudaal