catechiseren
- ca·te·chi·se·ren
- afgeleid van het Franse catéchiser (met het achtervoegsel -iseren) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
catechiseren |
catechiseerde |
gecatechiseerd |
zwak -d | volledig |
catechiseren [2]
- inergatief (religie) (onderwijs) godsdienstonderwijs geven
- Er wordt daar wekelijks gecatechiseerd.
1.
- Het woord catechiseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.