carnavalsvierder
- car·na·vals·vier·der
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carnavalsvierder | carnavalsvierders |
verkleinwoord |
de carnavalsvierder m
-
- ▸ Tijdens carnaval geeft de gemiddelde feestganger 179 euro uit. Tenminste, de carnavalsvierder in Sittard, Geleen en omgeving. Daar liet carnavalsvereniging De Marotte door RMI Fullservice onderzoeken wat mensen aan het feest uitgeven. Aan een kostuum zijn ze zo'n 23 euro kwijt, aan schmink 5.[1]
- Het woord carnavalsvierder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.