carenzdag
- ca·renz·dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | carenzdag | carenzdagen |
verkleinwoord |
de carenzdag m
- (economie) de eerste dag dat een werknemer, onder het arbeidersstatuut, ziek werd en thuis bleef
- ▸ Na meer dan een dag onderhandelen heeft minister van Werk Monica De Coninck (SP.A) een compromisvoorstel uitgewerkt over de harmonisering van het statuut van arbeiders en bedienden. Er komt een eengemaakte opzegtermijn en de carenzdag wordt onder voorwaarden afgeschaft.[2]
- ▸ ‘De ABVV nam in detail kennis van het regeringscompromis’, klinkt het dinsdag na afloop van het federaal bureau van de vakbond. De bond ziet positieve elementen in het compromis - het eengemaakte statuut en de afschaffing van de carenzdag - maar is niet onverdeeld gelukkig.[3]
- Het woord carenzdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Monica De Coninck“Voorstel zonder carenzdag en met eengemaakte opzegtermijn” (05/07/2013), De Standaard
- ↑ Weblink bron rdc“ABVV blijft 'uiterst waakzaam'” (09/07/2013), De Standaard