• ca·ra·van·be·zit·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord caravanbezitter caravanbezitters
verkleinwoord

de caravanbezitterm

  1. persoon die de eigenaar is van een niet gemotoriseerde kampeerwagen
     Deze caravanbezitter zag een aardverschuiving tot in de achtertuin komen[1]
     OOTMARSUM - Caravanbezitters in Ootmarsum en omgeving nemen het niet zo nauw met de voorschriften ten aanzien van de gasslangen.[2]
  1.   Weblink bron “Omvang bevingsschade Nieuw-Zeeland steeds zichtbaarder” (Woensdag 16 november 2016, 20:14), NOS
  2.   Weblink bron “Caravanbezitter laks: van overjarige gasslang tot ondeugdelijke remmen” (21-05-08, 03:17), Tubantia