tas gemaakt van canvas
  • can·vas
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘sterk linnen weefsel’ voor het eerst aangetroffen in 1911 [1]
  • overgenomen uit het Engels [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord canvas canvassen
verkleinwoord

het canvaso [3]

  1. sterk linnen weefsel o.a. gebruikt om op te schilderen
    • Bij Sotheby’s in New York dook het doek na anderhalf jaar weer op. Het was onherkenbaar veranderd. Alle negentiende-eeuwse toevoegingen waren verdwenen: de lucht, het landschap én een fikse strook canvas. Daaronder was volgens Sotheby’s een paardenstudie van Peter Paul Rubens tevoorschijn gekomen, de leermeester van Van Dyck. Een onbekende koper had woensdagavond 5.075.000 dollar voor het schilderij over. [4] 
    • De rossige vrouw naast me in het vliegtuig op weg naar Nederland is zenuwachtig. Ze ritst haar canvas reistas open en weer dicht en checkt voortdurend haar mobiel. „Ik ga voor het eerst naar Europa”, verontschuldigt ze zich en stelt zich voor. Gretchen, uit North Carolina. [5] 
  • tegen het canvas gaan
verslagen worden
- Theresa May is een dead woman walking.’ Nu zijn grote tegenstander in slow motion tegen het canvas gaat, beleeft de voormalige minister George Osborne hoogdagen. ‘De vraag is niet of ze onderuitgaat. De vraag is alleen wanneer. [6]
vervoeging van
canvassen

canvas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van canvassen
    • Ik canvas. 
  2. gebiedende wijs van canvassen
    • Canvas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van canvassen
    • Canvas je? 
97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[7]