cantorij
  • can·to·rij
  • afgeleid van cantor met het achtervoegsel -ij
enkelvoud meervoud
naamwoord cantorij cantorijen
verkleinwoord

de cantorijv

  1. kerkkoor dat bestaat uit leden van de gemeente
    • Het was groots opgezet, het Requiem van de verzoening dat in augustus van dit jaar voor het eerst werd uitgevoerd in Stuttgart. De Bachakademie had veertien componisten uit Oost en West, of moet je in dit geval zeggen uit Duitsland en daarbuiten, gevraagd een deel van het Latijnse Requiem te toonzetten, ter herinnering aan de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. De opname van dit werk biedt een merkwaardige staalkaart van het moderne componeren: eenvoud en complexiteit, subtiele klankuitbeeldingen en extreme muzikale gebaren wisselen elkaar af. Als eenheid houdt het werk geen stand - al is de samenhang voor zulke uiteenlopende componisten toch nog verrassend groot. De uitvoering is uitstekend, zeker omdat het de eerste keer is dat dit omvangrijk (ruim één uur en drie kwartier) en ingewikkelde nieuw werk werd gespeeld. Een Duitse cantorij, een kamerkoor uit Krakow, het Philharmonisch Orkest uit Israel en een handvol solisten worden geleid door dirigent Helmuth Rilling.[1] 
    • Bij de dienst werd de pers geweerd. Alleen de NOS mocht naar binnen om opnamen te maken, die live werden uitgezonden. Tijdens de eucharistieviering zong de cantorij het Kyrie Eleison en de Agnus Dei uit de Kleine Orgelmis van J. Haydn. Ook het Ave Maria van H. Andriessen werd gezongen. De opbrengst van de collecte was in overleg met de familie deels bestemd voor het Aids-fonds.[2]  
66 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Paul Luttikhuis 18 december 1995
  2. NRC 10 mei 2002
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be