Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ca·fé·ba·zin
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord cafébazin cafébazinnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de cafébazinv

  1. de vrouwelijke eigenaar van een café
    • Het is niet de eerste keer dat de actrice opduikt in de Vlaamse soap. Oplettende kijkers zagen haar op 3 april 2004 al even passeren, toen ze als cafébazin (naast haar echtgenoot wijlen Nand Buyl) op de begrafenis van Florke Rousseau (Ann Petersen) aanwezig was.[1] 
    • De gepensioneerde cafébazin kreeg afgelopen week een hartaanval na een discussie met haar schoonzoon Frank. Toon slaagde erin haar te reanimeren en de zwaar verzwakte vrouw werd naar het ziekenhuis gebracht. Maar het kwaad was geschied en haar hart was te veel verzwakt.[2] 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen