cafébaas
- ca·fé·baas
- samenstelling van café zn en baas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cafébaas | cafébazen |
verkleinwoord | cafébaasje | cafébaasjes |
de cafébaas m
- de eigenaar en uitbater van een café
- De cafébaas was niet gelukkig met de vechtende, dronken mannen.
- Het woord cafébaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cafébaas" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be