• ca·chet·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
cachetteren
cachetteerde
gecachetteerd
zwak -d volledig

cachetteren

  1. overgankelijk iets (bijv. met lak) verzegelen
    • Een gecachetteerde akte. 
42 % van de Nederlanders;
45 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be