buspatiënt
- Geluid: buspatiënt (hulp, bestand)
- bus·pa·tiënt
- samenstelling van bus zn en patiënt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buspatiënt | buspatiënten |
verkleinwoord | buspatiëntje | buspatiëntjes |
- (verouderd) minderbedeelde patiënt wiens zorgkosten werden betaald uit de opbrengsten van een soort ziekenfonds, een zogeheten ziekenbus
- Het woord 'buspatiënt' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.