• (IPA in voorbereiding)
  • bu·ru·rups·vo·gel
enkelvoud meervoud
naamwoord bururupsvogel bururupsvogels
verkleinwoord bururupsvogeltje bururupsvogeltjes

de bururupsvogelm

  1. (zangvogels) Coracina fortis   een vogel van zowel laagland- als berglandmoesonbos tot een hoogte van 1500 m boven de zeespiegel