buitenwipper
- bui·ten·wip·per
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | buitenwipper | buitenwippers |
verkleinwoord | buitenwippertje | buitenwippertjes |
de buitenwipper m
- (beroep) iemand die hinderlijke personen weert uit een uitgaansgelegenheid
- Als kind of als discoganger gedraag je je vanzelf een stuk gedisciplineerder bij een deftige onthaalmoeder of tegenover een ernstige buitenwipper', dunkt me.[1]
- Het woord buitenwipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "buitenwipper" herkend door:
53 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Rascha Peper NRC 21 juni 2004
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be