buitengerechtelijk


  • bui·ten·ge·rech·te·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen buitengerechtelijk buitengerechtelijker buitengerechtelijkst
verbogen buitengerechtelijke buitengerechtelijkere buitengerechtelijkste
partitief buitengerechtelijks buitengerechtelijkers -

buitengerechtelijk

  1. iets dat geen juridische grondslag heeft
     Als het departement de lijn van de president van het gerechtshof volgde, hadden ze een soort buitengerechtelijk precedent.[1]


  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535