breng af
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- breng af
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afbrengen |
breng (…) af
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbrengen
- Ik breng af.
- gebiedende wijs van afbrengen
- Breng af!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afbrengen
- Breng je af?
- ▸ 'Ik breng het er niet best van af, hè? ' 'Je doet het prima, joh.[1]
Gangbaarheid
- Het woord breng af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.