knot breiwol
  • brei·wol
enkelvoud meervoud
naamwoord breiwol
verkleinwoord

de breiwolv / m

  1. wol in draadvorm geschikt om mee te breien
    • Net als bij de vorige kalender zijn de ’Calendar girls’ bezig met huishoudelijke taken als tuinieren, bakken en breien. Niet alles van de oudere dames is op de beelden te zien, planten of bollen breiwol verbloemen bepaalde delen van hun lichaam.[2] 
    • Noem ons maar schatgravers, zegt opgooier Bart, en hij grijnst van oor tot oor. Alles wat door de gleuf van de kledingbak past, ziet hij voorbij komen. De volledige vlooienmarkt. Rijbewijzen, sieraden, breiwol, bankpasjes, voorbinddildo’s, speelgoed, dvd’s, puzzels, condooms, glazen en bekers. Iemand vond een levend konijn, een ander piepende jonge katjes. En geld. „Ik heb vorige maand nog een envelop met 100 euro gevonden.”[3] 
96 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf HANNA GILLISSEN 09 nov. 2012 Bloot met rimpels
  3. NRC Wubby Luyendijk 25 september 2016 Schatgravers in afgedankt textiel
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be