• bran·dy
  • Leenwoord uit het Engels, als verkorting van brandywine, wat dan weer is ontleend aan het Nederlandse brandewijn [1]. In de betekenis van ‘brandewijn, cognac’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord brandy brandy's
verkleinwoord - -

de brandym

  1. (drinken) een soort sterke drank, vaak gemaakt door distillatie van moutwijn
86 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[3]


  • brandy
enkelvoud meervoud
brandy brandyes

brandy m

  1. (drinken) brandy