brandschatten
- Geluid: brandschatten (hulp, bestand)
- IPA: /ˈbrɑntsxɑtə(n)/
- brand·schat·ten
- In de betekenis van ‘schatting opleggen op straffe van plundering’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1488 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
brandschatten /ˈbrɑntsxɑtə(n)/ |
brandschatte /ˈbrɑntsxɑtə/ |
gebrandschat (NL) /ɣəˈbrɑntsxɑt/ (VL) /ʝəˈbrɑntsxɑt/ |
zwak -t | volledig |
brandschatten
- overgankelijk in oorlogstijd de bevolking een schatting opleggen op straffe van plundering en brand
- De soldaten die geen soldij kregen, trokken door het land en brandschatten of plunderden steden en dorpen.
1. in oorlogstijd de bevolking een schatting opleggen op straffe van plundering en brand
vervoeging van |
---|
brandschatten |
brandschatten
- meervoud verleden tijd van brandschatten
- Wij brandschatten.
- Jullie brandschatten.
- Zij brandschatten.
- Wij brandschatten.
- Het woord brandschatten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brandschatten" herkend door:
72 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "brandschatten" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be