• brai·se·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
braiseren
braiseerde
gebraiseerd
zwak -d volledig

braiseren

  1. overgankelijk, (kookkunst) het eerst aanbraden en vervolgens net onder het kookpunt gaar laten worden van bepaalde voedingsmiddelen, met name vlees, vis en harde groente
    • In rode wijn gebraiseerde varkenswangetjes. 
53 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be