• braad·scho·tel
enkelvoud meervoud
naamwoord braadschotel braadschotels
verkleinwoord braadschoteltje braadschoteltjes

de braadschotelv / m

  1. (huishouden) schotel van vuurvast aardewerk, glas of geëmailleerd ijzer om in de oven iets in te braden
  2. (voeding) gerecht van een of ander gebraad