• braad·jus
enkelvoud meervoud
naamwoord braadjus
verkleinwoord

de braadjusm

  1. jus die ontstaat bij het braden van vlees; gebraden vleesnat
    • Een beefsteak à la Hambourgeoise is biefstuk in boter gesauteerd, geadresseerd, bedekt met in boter gesauteerde morieljes, dobbelsteentjes aardappel en krokant gebakken dobbelsteentjes ontbijtspek, bestrooid met gehakte peterselie. Apart wordt jus de veau met braadjus geserveerd. [2] 
    • Twee dagen erna bakte ik een stukje procureur (varkensschouder), gewoon in de koekenpan en in de braadjus gooide ik het restje saus, om het op te warmen, maar ook om het nog wat meer smaak te geven. En dat gebeurde ook: de smaak van de saus werd, dankzij de braadjus van het varkensvlees, voller en hartiger. Dat is me al zo vaak opgevallen, dat een brave velouté geweldig opknapt van even in de vleespan. [3] 
96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad 03-12-2003 Basiskookboeken op tafel
  3. NRC Marjoleine de Vos 3 mei 2014 Hoe hartig wil je het hebben?
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be