bovenpersoonlijk
- bo·ven·per·soon·lijk
- samenstelling van boven en persoonlijk bn
bovenpersoonlijk [1]
- het persoonlijke te boven gaand
- ▸ Haar lichaam verlaten in een kleine raket, het zwaartekrachtveld van het Ik doorbreken en opstijgen naar het bovenpersoonlijke.[2]
- Het woord bovenpersoonlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186