bovendeur
- bo·ven·deur
- samenstelling van boven en deur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bovendeur | bovendeuren |
verkleinwoord | bovendeurtje | bovendeurtjes |
- de bovenste helft van een systeem van halve deuren
- deur boven aan de stoep bij herenhuizen
- Het woord bovendeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.