bouwleges
- bouw·le·ges
- samenstelling van bouw zn en leges zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwleges | |
verkleinwoord |
de bouwleges mv
- (bouwkunde) geld dat men moet betalen voor een bouwvergunning
- ▸ Minister Plasterk van Binnenlandse Zaken vindt het niet nodig om in te grijpen bij de hoogte van bouwleges. Gemeenten mogen van de minister zelf blijven bepalen hoe veel een bouwvergunning voor een dakkapel, een carport of voor nieuwbouw kost.[1]
- ▸ De Vereniging Eigen Huis (VEH) wil dat minister Ollongren een einde maakt aan de grote verschillen in gemeentelijke bouwleges.[2]
- ▸ Gerard IJff, PvdA-wethouder in Roermond: "Ik begrijp het bericht uit Amsterdam niet goed. In Roermond leveren commerciële bouwprojecten geld op voor de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan de bouwleges en de bijdrage aan bovenwijkse voorzieningen. Daarnaast komt de aanleg van de infrastructuur ook ten laste van het project, zodat de overheid letterlijk voor een dubbeltje op de eerste rang zit. Daarbij komt nog dat de kosten die gemeente/overheid gaat maken door het werkloos wordende architecten, calculatoren. Het kan natuurlijk zo zijn dat de praktijk in Roermond een andere is dan in Amsterdam. De aanpak in Roermond lijkt dan in ieder geval meer in het belang van de burger."[3]
- Het woord 'bouwleges' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Plasterk: bouwleges niet te hoog” (Vrijdag 25 oktober 2013, 15:24), NOS
- ↑ Weblink bron “Grote verschillen in kosten bouwvergunning: 'dit is niet uit te leggen'” (Maandag 9 september 2019, 10:11), NOS
- ↑ Weblink bron “'Bij ons is een bouwstop absoluut niet noodzakelijk'” (Dinsdag 6 juli 2010, 14:40), NOS