bouwhout
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- bouw·hout
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bouw ww en hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bouwhout | bouwhouten |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
het bouwhout o
- hout dat geschikt is voor bouwkundige constructies
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'bouwhout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.