Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bouw·ac·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bouwactiviteit bouwactiviteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de bouwactiviteitv

  1. uitgevoerd werk om een of meer gebouwen te maken
     Volgens de leverancier van hout en plaatmateriaal voor de bouwmarkt lag de bouwactiviteit in Nederland vorig jaar op een hoog niveau waardoor de marktvraag goed was.[1]
Opmerkingen
  • De meervoudsvorm "bouwactiviteiten" is het meest gebruikelijk.

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Meer winst en omzet Pontmeyer” (21 maart 2008) op nrc.nl