boterfabriek
  • bo·ter·fa·briek
enkelvoud meervoud
naamwoord boterfabriek boterfabrieken
verkleinwoord boterfabriekje boterfabriekjes

de boterfabriekv

  1. (voeding) fabriek waar men van room boter maakt
     Als het nodig is stuurt het bedrijf zijn mensen naar de klant om ter plekke het probleem op te lossen. Bijvoorbeeld vlak voor Kerst nog naar een grote boterfabriek in de Achterhoek. Daar zat de manager van de fabriek met de handen in het haar, omdat er nog duizenden boterkerstklokjes de deur uit moesten en de fabriek stillag. Een paar technici hebben kortgeleden ook nog de plaatselijke kermis uit de brand geholpen toen een van de attracties het liet afweten.[2]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Rob Koster
    “Gronings bedrijf verovert wereld met gebruikte elektronica” (Woensdag 23 januari 2019, 21:22), NOS