nest van de rode bosmier
  • bos·mier
enkelvoud meervoud
naamwoord bosmier bosmieren
verkleinwoord bosmiertje bosmiertjes

de bosmierv / m

  1. mier die in het bos woont en daar koepelnesten bouwt
    • Namaakkleding wordt bij de Douane op Schiphol weliswaar het meest ingenomen, maar ook schoenen, sieraden, horloges zijn populair in de vakantiekoffers, net als de parfums. In de rangschikking van innamen komen levende dieren, maar ook gebakken en gefrituurde dieren op een derde plaats. 'Kort geleden nog; een man uit Thailand nam een pot vol met gefrituurde bosmieren en spinnen mee.' [1] 
    • Maar hoe kan een procedure die al vijf jaar duurt, vastlopen op een vlinder? In Retie liep de bouw van een sportcomplex vijftien jaar vertraging op door de aanwezigheid van de rode bosmier. De aanwezigheid van de kamsalamander verhinderde dat een drukkerij in Oost-Vlaanderen haar gebouw kon regulariseren. Dat die beestjes Europees beschermd zijn, mocht ook de Engelse zanger Ed Sheeran ondervinden. Hij wilde een twaalf meter hoge trouwkapel bouwen in zijn tuin, maar dat mag niet omdat er kamsalamanders zitten. [2] 
95 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]