bosbewoner
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: bosbewoner (hulp, bestand)
Woordafbreking
- bos·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bosbewoner | bosbewoners |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de bosbewoner m
- persoon die in het bos woont
- ▸ Bosbewoner vast om 1000 inbraken: Agenten in de Amerikaanse staat Maine hebben een man opgepakt die zich 27 jaar lang schuilhield in een bos in het stadje Rome en in leven bleef door te stelen bij huizen en instellingen in de buurt.[3]
- dier dat in het bos woont
Hyponiemen
Gangbaarheid
- Het woord 'bosbewoner' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ bosbewoner op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Bosbewoner vast om 1000 inbraken” (Donderdag 11 april 2013, 19:32), NOS