borrelpraat
- Geluid: borrelpraat (hulp, bestand)
- bor·rel·praat
- samenstelling van borrel en praat [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | borrelpraat | |
verkleinwoord | borrelpraatje | borrelpraatjes |
de borrelpraat m
- kletspraatjes die verteld worden tijdens informele bijeenkomsten
- Dat leraren zich schamen voor hun digitale vaardigheden is in geen enkel onderzoek aangetoond. Borrelpraat dus. [2]
- ▸ 'Achterlijke dakhazen met hun idiote prijzen,' zei hij, het kwam duidelijk recht uit het hart. Het daaropvolgende uur werd gekenmerkt door gezellige borrelpraat en een drinktempo van Joop en Coby waarmee Jeroen en Chantal zich niet konden en wilden meten.[3]
1. kletspraatjes die verteld worden tijdens informele bijeenkomsten
- Het woord borrelpraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "borrelpraat" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Karin den Heijer 15 november 2016
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be