boomschijf
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: boomschijf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbomsxɛif / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈbom.sχɛɪ̯f/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈbom.sxɛːf/
Woordafbreking
- boom·schijf
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van boom en schijf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boomschijf | boomschijven |
verkleinwoord | boomschijfje | boomschijfjes |
Zelfstandig naamwoord
- een schijf van een boomstam
- Je zou dat houtbewerkingsproject een boomschijf kunnen gebruiken als zitting voor je kruk.
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord 'boomschijf' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.