Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boom·schijf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boomschijf boomschijven
verkleinwoord boomschijfje boomschijfjes

Zelfstandig naamwoord

de boomschijfv / m

  1. een schijf van een boomstam
    • Je zou dat houtbewerkingsproject een boomschijf kunnen gebruiken als zitting voor je kruk. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid