• bo·ki·to·proof
  • afgeleid van de eigennaam 'Bokito' met het achtervoegsel -proof; naar 'Bokito', de zilverruggorilla die op 18 mei 2007 uit zijn dierenverblijf in Blijdorp ontsnapte en een vrouw ernstig verwondde
stellend
onverbogen bokitoproof
verbogen
partitief bokitoproofs

bokitoproof

  1. bestand tegen (de gevolgen van) vernielzuchtig gedrag (van dieren) en vandalisme (van mensen)