boezelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- boe·ze·laar
Woordherkomst en -opbouw
Naamwoord van handeling van boezelen (verouderd werkwoord) met het achtervoegsel -aar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boezelaar | boezelaars |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de boezelaar m
- keukenschort gedragen om de kleding tegen morsen te beschermen
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord boezelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boezelaar" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be