Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • boe·ren·ham
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord boerenham boerenhammen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de boerenhamv / m

  1. (voeding) been- of schouderham; een benaming zonder feitelijke betekenis
     Verwarm de oven voor op 200°C. Bekleed een bakplaat met bakpapier en leg er de sneetjes boerenham op. Plaats ze in de oven tot ze krokant zijn (ongeveer 5 minuten).[1]
     Bruine bonen met appeltjes: Ingrediënten voor 4 personen: 250 g gedroogde appeltjes, wat citroenschil, een half kaneelpijpje, suiker, 400 g bruine bonen (uit blik), zout, 2 laurierblaadjes, halve ui (in stukken), 200 g boerenham aan één stuk (rauwe ham).[2]
     Beenham zegt iets over het deel waar de ham van gemaakt is, namelijk het (achter)been van het varken. Boerenham is een benaming voor de verkoop zonder feitelijke betekenis en kan van het been of van de schouder zijn gemaakt.[3]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Inge Stiers
    “'Twee weken zonder suiker en je smaak is gereset'” (02-04-2018), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Mariska Dijkstra-Wolters
    “Studenten aan de stamppot” (9 januari 2009), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron “Wat is het verschil tussen boerenham en beenham?”, vlees.nl