boemerang
- boe·me·rang
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘werpknots’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1889 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boemerang | boemerangs |
verkleinwoord | boemerangetje | boemerangetjes |
de boemerang m
- een gebogen werpstok die de neiging heeft, als het geen doel getroffen heeft, terug te keren naar de werper
- De oorspronkelijke bevolking van Australië heeft de boemerang uitgevonden .
1. een gebogen werpstok die de neiging heeft terug te keren naar de werper
- Het woord boemerang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boemerang" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "boemerang" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be