boemel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  boemel    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• boe·mel

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	boemel	boemels
verkleinwoord	boemeltje	boemeltjes

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van boemelen

Zelfstandig naamwoord

de boemel m

1. een stoptrein die bij heel veel stations stopt

   • Hij zal staan wachten op het stationnetje van Scheemda. Daar komt het boemeltje aan na plaatsen als Martenshoek, Leer en Hoogezand-Sappemeer te hebben aangedaan – het gebied dat decor stond voor zijn recente roman Liefde & Aardbevingen.  
   • Het is de laatste tijd een chaos op het spoor tussen Almelo en Hardenberg. Dinsdag was er een langdurige sein- en wisselstoring en woensdag reed er door een defecte trein de hele dag maar één boemel in plaats van twee. Arriva, dat verantwoordelijk is voor het personenvervoer op het traject, spreekt van een ongelukkige samenloop van omstandigheden.  

Uitdrukkingen en gezegden

• aan de boemel zijn

heftig aan het feesten zijn in het nachtleven

• Gaga als rebelse rockchick aan de boemel in Londen: De excentrieke Amerikaanse superster Lady Gaga heeft dinsdagavond eens flink de bloemetjes buitengezet in Londen, nadat het concert dat zij met jazz-zanger Tony Bennett (88) zou geven in de Royal Albert Hall op het allerlaatste moment niet doorging. De zangeres droeg tijdens het avondje stappen een wel heel maffe outfit.
• Doutzen Kroes aan de boemel in modestad Parijs: Het van oorsprong Friese supermodel Doutzen Kroes (30) verblijft momenteel in modewalhalla Parijs voor de fashionweek aldaar. Maar de blondine paradeert zeker niet alleen in exclusieve haute coutureoutfits over de Franse catwalks. De moeder van twee kinderen dompelt zich er ook onder in het bruisende nachtleven, zo blijkt uit foto's die ze op haar Instagram-account zette.

Afgeleide begrippen

• [1] boemelbus, boemeltrein
• [2] boemelaar

Werkwoord

vervoeging van
boemelen

boemel

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boemelen
   

   • Ik boemel. 

2. gebiedende wijs van boemelen
   

   • Boemel! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van boemelen
   

   • Boemel je? 

Gangbaarheid

• Het woord boemel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "boemel" herkend door:

91 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.