boelijn
- boe·lijn
- samenstelling van boeg en lijn [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | boelijn | boelijnen |
verkleinwoord | boelijntje | boelijntjes |
- (scheepvaart) touw waarmee de loefrand van razeilen bij het aan de wind zeilen strak wordt getrokken om het zeil beter wind te laten vangen.
- Het woord 'boelijn' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.